Koning Winter moest verdreven worden,
zodat de vruchtbaarheid na de winter terug kon keren. In de middeleeuwen zou de katholieke kerk dit feest gekerstend hebben en opgenomen in de liturgische jaarkalender.
De andere uitleg gaat uit van de katholieke kerk als initiatiefnemer. De kerk zou het feest in de middeleeuwen hebben ingesteld als een soort overgangsritueel, om de drempel naar de veertigdaagse vasten vóór de Pasen te verlagen.
In beide gevallen word het feest gevierd door zich te vermommen en door het instellen van een spotheerschappij met een eigen hiërarchie. Er wordt een Prins Carnaval gekozen, bij voorkeur uit het 'gewone volk' en deze neemt de be-stuurlijke functie van de plaatselijke overheid over tijdens de drie dolle dagen, zondag, maandag en dinsdag (vastenavond).
Aan deze 'machtsovername' gaat een tijd van voorbereiding vooraf, die begint op 11 november. Vanaf die dag worden er zittingen georganiseerd, waarop de burgerlijke autoriteiten op de korrel worden genomen en de carnavalsstemming wordt opgebouwd.